BAAK

Sijas maakt met BAAK een zwerftocht langs de Friese kust. Met de Waddenzee op de achtergrond is hij op zoek naar verhalen van mensen die hij onderweg ontmoet.

Tijdens zijn wandeling die de Noordzeeroute van Harlingen tot Lauwersoog bestrijkt, nodigt hij lokale bewoners uit om met hem in gesprek te gaan over het verleden, heden en de toekomst van dit landschap. Het kan gaan over het behoud van natuurlijk en cultureel erfgoed, de stijgende zeespiegel, de toeristenstromen of persoonlijke thema’s van inwoners en ondernemers.

De verhalen die Sijas onderweg verzamelt, zal hij volgend jaar in een voorstelling teruggeven. Waarbij hij samen met de mienskip een baken bouwt aan de grens van land en water. Wandel in dit vooronderzoek met Sijas langs de kust, waarin elke stap en jouw verhaal kan bijdragen aan een collectief begrip voor het veranderende kustlandschap.

De brieven

Iedere week schrijft Sijas een brief over zijn ervaringen en relatie met het landschap.
De brieven neemt hij mee op reis en deelt hij uit aan passanten, inwoners en ondernemers.
Alle brieven verschijnen hieronder op deze pagina om terug te lezen.

Iedereen die wil, is welkom om op de brieven te reageren en zijn of haar ervaringen met het kustlandschap te delen. Heb jij ook een verhaal wat je met Sijas wilt delen?
Reageren kan per brief, per mail en Whatsapp.

Sijas de Groot
Hoge Hereweg 26
9756TH Glimmen

sijas@tussenland.net
+31624140178

Lieve papa en mama,

‘Er is storm op komst.’ Met deze woorden sloot ik in 2021 de voorstelling KAAP af op de terp van de Takomst in Blije. Er is sinds die voorstelling veel gebeurd. Ik ben vader geworden van Linus, en we verwachten in december ons tweede kind. Linus is echt zo'n gemakkelijk kind, vrolijk en grappig. Ik ben ook heel benieuwd naar wie we in december gaan ontmoeten.

Een jongen, een meisje en wat voor karakter?

Deze brief is een uitnodiging om met mij te gaan wandelen over de Friese dijk. Met dat ik vader ben geworden, zijn jullie ook pake en beppe geworden. Met dat jullie pake en beppe zijn geworden denk ik na over de dood en over dat jullie ooit komen te overlijden. Die gedachten beangstigen me soms. Door te beseffen dat iets eindig is, besef je de waarde van het leven. Nu ik vader ben, schuift iedereen een stukje op in het verhaal van onze familie en kijk ik met een andere blik naar de toekomst en het verleden. Met jullie overlijden zal een stukje geschiedenis verloren gaan, en daarmee ook de verhalen die jullie kunnen vertellen over jullie ouders en voorouders. Daarom wil ik met jullie wandelen door het landschap; wandelen door het land van onze Friese voorouders. Omdat verhalen en anekdotes met jullie overlijden kunnen verdwijnen, wil ik ze vastleggen aan de hand van het landschap.

Wandelen helpt me om tot rust te komen en te reflecteren op het leven. Tijdens het wandelen ervaar ik een vrijheid van geest, waardoor mijn ziel te voet kan gaan en de innerlijke storm die ik dagelijks beleef, afzwakt. Het leven blijft voor mij een uitdaging, en ik blijf elke dag worstelen met mijn eigen geest, stress, veranderingen en overgangsmomenten. Mijn driften en verlangens maken het leven soms zwaar. Hoewel ik niet aan de Friese kust ben opgegroeid, voel ik me er diep mee verbonden. Het eiland, de dijk, het wad, de vogels en het verre uitzicht. Alles wat ik uitdruk, waarneem, zeg en zie, is onlosmakelijk met mij en met dat landschap verbonden, wat zowel beangstigend als geruststellend is. De dingen die ik in het landschap benoem, liggen ergens in mij verborgen, als een innerlijk landschap. We dragen het landschap in ons, maar tegelijkertijd ligt het ook buiten ons, voor iedereen zichtbaar. Ik wil het koesteren en behouden, ondanks het besef dat er altijd storm op komst is.

Jullie beide vaders Rimke de Groot & Brandt Stoer hadden een relatie met het Friese landschap: ze werkten erin en maakten het. De ene werkte bij de landbouwvoorlichting en was leraar op de landbouwschool, de ander als aannemer in Harlingen. De ene bezat een klein stukje land en maakte de grote mechanisatie van de streek mee, terwijl de ander kunstwerken op de grens van land en water bouwde. In de aannemerswereld worden constructies zoals bruggen, sluizen, dammen en kapen ‘kunstwerken’ genoemd. Deze kunstwerken voegen niet-natuurlijke elementen toe aan het landschap, zoals staal, hout, beton en ijzer. Ze dienen als bakens, niet alleen fysiek, maar ook om een verhaal te verankeren in het landschap en vanuit dat verhaal een nieuwe weg te vinden. Het bouwen van zo’n baken symboliseert het markeren van een verhaal en helpt ons te oriënteren en te navigeren naar nieuwe plekken.

Verhalen blijven bewaard als je ze optekent en vervolgens misschien markeert. Willen jullie me helpen en daar al over nadenken voor we gaan wandelen: welke verhalen willen jullie met mij markeren in het landschap? Volgend jaar wil ik een voorstelling maken om die verhalen terug te geven aan het landschap en de gemeenschap. In deze voorstelling zal ik samen met de mensen van dit landschap een baken bouwen, aan de Friese kust. Komen jullie mee bouwen?

Sijas

Brief 1

Aan zij die gaan sterven,

Ik ben begonnen. Vanochtend heeft de boot me van Vlieland, het eiland waar ik me meer dan thuis voel dan welke andere plek op aarde, naar Harlingen gebracht. Vanaf het dek zie ik mijn ouders op de kade staan. Ze zwaaien enthousiast, ze verwelkomen mij vanaf het vasteland.

Ik denk terug aan een ontmoeting die ik gisteren had met iemand op Vlieland, in een kleine schipperswoning. We zitten aan een ronde tafel. We hebben het over de dood. In mijn vorige brief schreef ik over van alles en nog wat - dat wat deze wandeling in mijn ogen noodzakelijk, vol belang maakt. Het gaat over het landschap, over water, over bakens, over mensen, kinderen krijgen en over de dood. Gek genoeg haken mensen die ik gevraagd heb de brief te lezen vooral aan op dat laatste onderwerp: De dood. Of het nu gaat over hun eigen dood of de dood van geliefde. Blijkbaar ligt de dood veel dichter bij ons hart dan we normaal gesproken zomaar willen toegeven.

Ze deelt een gedachte met me over de dood van haar ouders: ‘Ik probeer me wel eens voor te stellen wat het betekent om voor het eerst naar het ouderlijk huis toe te gaan, wetende dat je ouders er niet meer zijn. Dat geeft een hele andere lading aan je bezoek, vooral wanneer je met de boot moet. Die bootreis, die is daarin heel belangrijk. Ik herinner me nog dat ik in de trein zat en daarna alleen op de fiets verder ging. Mijn familie woont aan de wal en heeft daar hun eigen leven opgebouwd.’ Wat ze vertelt doet me denken aan een gedicht van Kopland, dat ik als ik thuis ben weer eens moet opzoeken. Het gedicht beschrijft hoe hij de werkkamer van zijn vader binnenkomt en bij het zien van de tafel en de spullen van zijn vader - het dagboek, de vulpen - pas beseft van wie hij afscheid neemt. Omdat het iets zegt over hoe de ziel van de ander in de spullen en in de dingen verborgen ligt. Het is de confrontatie met tastbare herinneringen die de afwezigheid des te meer voelbaar maakt.

We lopen een stuk door Harlingen, langs de gebouwen en het grote industrieterrein dat bij de Haven hoort, dat je als toerist normaal gesproken alleen in de verte ziet liggen. We lopen en betreden bij de eerste kans die we krijgen de dijk. Over de dijk wandelen we langs een zee die niet blauw is, maar veel eerder groen en een beetje gelig. Mijn moeder wijst alle planten en bloemen die we tegenkomen aan. Ze wijst ze niet alleen aan, ze kan benoemen hoe ze heten. Dat doet ze altijd als we samen zijn in dit landschap, maar het is ook iets wat haar vader deed als hij met haar was. We wandelen door, ondanks de harde wind, tot we bij Roptasyl aankomen. Daar besluiten we omhelsd door de dijk het eerste lange stuk met een pauze, koffie en broodjes, en hoe kan het ook anders: een gesprek over de dood. 

In de windstilte vertelt mijn vader, hij is theoloog, zoals alleen hij dat kan over zijn eigen dood. Het is niet zwaar, grappig op zijn manier - dominee-achtig: ‘Ik begin even bij het einde. Je had het over de dood van je eigen ouders. Het is spannend, het is onduidelijk, maar het leven is eindig. Dat hebben we te respecteren. Als ik dood ben, ik ben er nog niet uit, dan word ik begraven of gecremeerd. Als ik gecremeerd word, dan wordt mijn as of in een urn gestopt en dan ergens begraven. Of de as wordt uitgestrooid vanaf een piertje. En als het gaat om een piertje, dan zijn er drie mogelijkheden: aan het punt van dat piertje 'daar' (hij wijst) uitstrooien of aan het punt van dat piertje uitstrooien 'daar' (hij wijst opnieuw). En als het dat niet wordt, dan is het aan het puntje van de zuiderpier in Harlingen. Ik heb een beeld dat er dan allemaal mannen en vrouwen op de kade staan. Kinderen, kleinkinderen. Hoe dan ook, ik ga de haven uit als ik uitgestrooid wordt!'

Even later worden we vastgelegd door fotografe Tryntsje Nauta. Ik met mijn ouders op de dijk. De gedachte raakt me dat dit ook iets vastlegt, zoals een baken iets vastlegt. Op een bepaalde manier had ik verhalen verwacht over mijn grootouders, over dit landschap. Maar met mijn ouders zo dichtbij me, in dit landschap, met de dood zo dichtbij. Hoe kan het dan anders dat het over ons gaat? Dit kom ik mijn werk vaker tegen. Dat we op een of andere manier voortdurend voelen dat we omgeven zijn door grotere verhalen, die moeilijk te vatten of te benoemen zijn en dat we dan uiteindelijk geraakt worden door dat wat heel dichtbij is, zo dichtbij dat je er makkelijk overheen kijkt.

Zo kijk ik ook naar het landschap, naar de dood. Als je dood gaat laat je een stuk van jezelf achter, in anderen, in het landschap - dat wat je omgeeft. Als die ander er niet meer is, blijft dat landschap achter. Wie gaat, gaat niet helemaal, ligt nog verborgen in het landschap. Daarom is het landschap van waarde en moeten we naar het landschap blijven kijken. Je gaat terug naar dat landschap om mensen te ontmoeten in wie die persoon verder leeft, je gaat terug naar de stad waarin die persoon verder leeft. Als dat landschap dan ook weg is, blijft er niet veel meer over. Daarom bouwen we bakens, daarom wil ik een baken bouwen - om te gedenken, te herinneren, te vieren. Iets te maken dat blijft staan tegen de veranderingen van het landschap.

De vrouw die ik sprak, die voor zover ik weet op Vlieland is, daar verder leeft, zegt nog iets interessants: ‘De dood van iemand, het einde van iets kan je ook bevrijden, ruimte maken voor iets nieuws, voor je eigen weg, je eigen interpretatie of gevoelens.’ Tussen het symbool en de mens zitten tussenruimtes. Als symbolen gekaapt worden, in bezit genomen door iemand anders, als ze strak worden gehouden, vastgezet in een interpretatie, sluit dat ruimte. Is het in zo’n geval niet goed, bevrijdend als er een einde komt aan bepaalde invulling? Als het landschap, de traditie, de beweging, het kunstwerk openstaat, mag je daar als mens zelf iets mee. Er is ruimte om er iets van te vinden, zoals jij dat wilt.

We zijn onderweg. En mijn vader begint weer eens over het licht, dat volgens hem hier mooier en magischer is dan op alle andere plekken ter wereld. Ik had eens een gesprek met een schilder uit IJsland, die toen hij hier voor het eerst was een soortgelijk sentiment deelde. In IJsland is alles rots, berg, vulkanisch, groot, wild en ruim. Dat wil zeggen: het beeld wordt al gauw gevuld met aarde. Hier echter - zo verzekerde hij mij - had hij de mooiste hemels gezien van zijn leven, het mooiste licht. Als je hier een doek zou schilderen zie je een dunne strook land of zee en daarboven een eindeloze hemel, met het meest felle, heldere, levende licht dat je je maar voor kunt stellen. Dat kun je niet vastleggen.

‘s Avonds eten we met mijn Tante en een Portugese jonge man. Dankzij hem komen we er niet onderuit dat de wijn over tafel gaat, hoe moe ik ook ben. Soms moet er gedronken worden. Ik proost en denk even niet aan de dood.

Sijas

Brief 2

Aan zij die pionieren,

Niet zo lang geleden liep ik wad, van het vasteland naar Ameland. 's Ochtends vroeg is het licht boven de Waddenzee prachtig, je ziet er allerlei plantjes die je nergens anders ziet. Ik zie distels, witte klaver, alsem, zuring, zeekool, teunisbloemen, steenkamille, lamsoor en zeekraal. Bij het zien van de zeekraal komen de volgende regels in mij op: ‘Aan zij die pionieren, aan zij die met hun poten in het slik staan, aan zij die zoeken, aan zij die baggeren.’ Zeekraal is het eerste plantje - of zo je wilt, het laatste - dat wil groeien op de grens van land en zee. Het is daarmee echt een pioniersplantje. 

In de regio waar ik tijdens het schrijven van deze brief aan het wandelen ben, krijgen ze meer en meer te maken met mensen uit de Randstad. Ze ontvluchten de stad op zoek naar stilte en ruimte, maar nemen ook hun eigen visie op de regio mee. In Ferwerd heb ik een gesprek met een man, Sander, die hier twee jaar geleden vanuit de Randstad naartoe is gekomen voor de liefde. Hij ziet het met lede ogen aan: “Veel mensen die hier naartoe komen uit andere delen van het land, vinden geen aansluiting bij de lokale bevolking - die een bepaalde rust en tevredenheid uitstralen. Ze hebben het idee dat ze iets moeten gaan doen. Ik had het tegenovergestelde. Ik kwam hier en dacht: ‘Jullie hebben de wijsheid, leer mij hoe dat werkt.’ Hoe ik niet elke keer moet denken: ‘Wat moet ik nu? Hoe kan het beter, sneller?’ Dat hoeft helemaal niet. Hier kun je leren om tevreden te zijn met de wind en de zee. Je moet juist kleine golfjes hebben, in plaats van enorme golven waar je misschien heel hard op kan surfen, maar waar je ook in kan verdrinken.”

Ik heb het zelf ook gezien in het Bildt, bij Oude Bildtdijk - een ketting huizen van twaalf kilometer, langs een oude zeedijk. Elk jaar worden er meer huizen opgekocht door mensen uit de Randstad, die er alleen in de weekenden en vakanties zijn en geen hechting hebben met de plaatselijke bevolking. Daar zijn ze niet mee bezig, daar komen ze hier niet voor. Ze komen voor rust en stilte. Je ziet het alleen al aan de kijkrichting; de oorspronkelijke bewoners kijken uit op de dijk, de straat, de bedrijvigheid van de gedeelde ruimte - de levensader van dit gebied. De Randstedelingen daarentegen kijken vanuit hun aangebouwde serres naar het lager gelegen achterland. Deze factoren zorgen ervoor dat er steeds meer gaten in de sociale ketting zitten, in datgene wat wonen aan de dijk ooit was. Als je langer met deze thematiek bezig bent ga je het pas horen: het geluid van gentrificatie is stilte.

In Marssum sprak ik met iemand die hier al vanaf zijn jeugd woont. We hebben het over hoe hij het dorp heeft zien veranderen. We staan naast een groene strook, waarvan hij zich nog kan herinneren dat het de vaart was. Van al zijn klasgenootjes van de basisschool woont er bijna niemand meer in het dorp. De dokter, de brandweer, de school, cafés en ook de pinautomaat. Langzaam verdwijnt het, om plaats te maken. Maar waarvoor? Met het verdwijnen sluipt de vervreemding naar binnen. De oude bevolking herkent de plek waar ze zijn opgegroeid niet meer en de nieuwe bevolking is daar helemaal niet mee bezig.

Die beweging vanuit de Randstad is niet nieuw, alleen de reden om hierheen te komen is anders. Honderden jaren geleden kwamen er hele gezinnen vanuit Dordrecht en Rotterdam naar deze regio om te helpen met het inpolderen en droogleggen van de Middelsee. Wat het Bildt nu is, bestond in de Middeleeuwen nog helemaal niet. Tussen 900 n. Chr. en 1700 n. Chr. wordt het land hier langzaam tevoorschijn getoverd. Toen was het noodzaak om werk te vinden en brood op de plank te krijgen. Ik vergelijk mijn ploeteren in het slik tijdens het wadlopen met de omstandigheden die deze slikwerkers moeten hebben ervaren. Ik vraag me af of ik die vorm van hard werken wel ken. Ik vermoed van niet.

Ik denk nog eens aan het zeekraal en hoe verleidelijk het is om aan zo’n plantje een pioniersrol toe te kennen. Maar is dat niet de mens lezen in een plant die daar helemaal niet om vraagt? Ik bedoel: voor ons is de grens van land en zee een pioniersruimte, maar voor dit plantje is het thuis. Er is geen plek waar die zeekraal zich meer thuis voelt dan hier, waar het plantje makkelijker wortelt dan hier. Wij zien die pioniersrol in zo’n plantje omdat het ons helpt de wereld te begrijpen. Is dat niet wat we voortdurend doen? De wereld interpreteren op een manier die ons helpt bij het ordenen en rangschikken van onze eigen ervaringen en die van anderen.

Ben jij ooit op een plek geweest waar je niet kon terugvallen op de ervaring van anderen? Waar je niets had aan woorden? Dat is wat pionieren is: Je losmaken van wat je kent en het helemaal zelf gaan ontdekken, met alle risico’s die daarbij komen kijken. Ik denk dat we dat nodig hebben - verdwalen. Daar heb ik het ook met Sander over. Hij zegt: “Verdwalen is eigenlijk een onverwachte verplichte kennismaking. Want je komt ergens waar je niet wist dat je zou komen en dat was ook helemaal niet de bedoeling. Maar je hebt je wel te oriënteren, dat wil zeggen: je moet contact maken en voelen.”

Ik denk dat het in Nederland bijna onmogelijk is om nog te verdwalen, maar het is wel wat we nodig hebben. We moeten pioniers worden van de stilte én het luide, het geordende én het wilde, de aandacht voor het onbekende én voor elkaar. We moeten leren de ruimte te laten voor een plantje - zeekraal - om op zijn eigen manier te bestaan. Zonder dat wij daar vanuit onze eigen blik meteen iets van vinden. In mijn vorige brieven schreef ik je over de dood. Nu maken we langzaam de beweging richting het leven. Is dat niet uiteindelijk waar wij ons het meest thuis voelen? Op de grens van leven en dood?


Sijas

Brief 3

Aan zij die vertrouwen of dat willen leren,

Het is bijna vakantie. Tijdens het schrijven van deze brief zit ik op de boot naar Vlieland. Ik schreef je eerder dat ik me daar meer thuis voel dan waar dan ook. Nu ben ik niet alleen en is het niet voor werk. Vandaag ga ik met mijn familie naar het eiland om uit te waaien en ik zeg je eerlijk: ik heb de wind nodig, het strand en de stilte en mijn familie om me heen. 

Ik wil je via deze weg laten weten hoe blij ik ben met alle reacties die ik heb gekregen op de brieven. Het geeft me het gevoel dat ik goed werk verricht, dat ik met de verhalen die ik ophaal iets aanraak in jou, in de wereld - en dat daar behoefte aan is. Daar ben ik blij mee, het voelt als vertrouwen van jouw kant, vertrouwen dat wij - ik en de andere mensen van Tussenland - nodig hebben. Maar goed, hebben we dat niet allemaal nodig? Het gevoel en vertrouwen dat we gezien en gehoord worden.

Ik heb mijn wandeling van Vlieland naar Schiermonnikoog ondertussen afgerond. Het vooronderzoek is klaar. Ik denk aan een gesprek dat ik had met een aannemer die het helemaal zat is hoe alles in Nederland helemaal dicht geregeld is, met kilometers aan formulieren voor elk project, jarenlang overleg voor elk wissewasje, over de absurde grenzen van natura 2000 gebieden en toch ook, bij mij, het gevoel dat er van zijn kant weinig gevoel is voor de stilte en de natuur waar we in staan - die ik zo graag nog beter wil leren kennen en wil beschermen.

Ik denk aan een man die ik sprak over zijn familiebedrijf. We hadden het over zijn vader en hoe die een einde maakte aan zijn eigen leven in de kassen waar we naast stonden, nadat zijn bedrijf failliet was gegaan. Ik heb zijn verhaal eerder gehoord, overal waar ik kom. Of het nu Leeds is, waar ik in een gigantische lege fabriek sta of op het lege terrein van Philips in Stadskanaal. We laten gebouwen achter en in het proces worden er mensen geraakt, hele gemeenschappen voelen de gevolgen.

Ik denk aan alle mensen die ik onderweg heb ontmoet en gesproken en hoe ik je nog veel meer verhalen te vertellen heb, over hoe het echt is als je in de dorpjes van Noord-Nederland gaat kijken. Dan wordt het duidelijk wat er echt leeft bij en voor mensen. Je ziet het belang van een luisterend oor, je ziet het belang van vertrouwen in de toekomst, in de overheid, in elkaar. En zie je hoe ver weg dat vaak is en hoe gemakkelijk er over mensen heen gekeken wordt.

Ik lig alvast in mijn tent, niet echt - maar in mijn verbeelding. Ik hoor het geluid van de vogels die eerder dan ik wakker zijn geworden. In het schemerduister van de vroege ochtend zie ik het licht van de vuurtoren dat in perfecte regelmaat het midden vindt tussen mijn tent aanraken en loslaten. Ik haal elke ochtend broodjes van de bakker, daarna fietsen we en ‘s middags wandelen we over het duin. We eten samen en zitten samen nog even voor de tent. Met mijn zoontje heb ik een ritueel. We nemen elke avond afscheid vanaf het duin van alles wat we kunnen zien. Welterusten boom. Welterusten wolk. Welterusten eiland.

Ik zie de orde van het eiland en kom al voor dat ik er ben tot rust.  Eerlijk gezegd voel ik hoe ik die orde zelf nodig heb. Het raakt me, omdat ik me realiseer dat het leven in een dorp dat ook was - in alle dorpen die ik heb aangeraakt tijdens mijn wandeling. In een dorp had je de rust van het alledaagse, de orde van elke dag, elke maand, elk jaar ongeveer hetzelfde. En die orde is al jaren aan het afbrokkelen, als die niet al grotendeels verdwenen is. Dat is geen nieuw verhaal, maar ik heb het niet eerder  zo direct ervaren, gezien op de gezichten van de mensen met wie ik sprak. Waar kun je nog op vertrouwen als de orde - alles zoals je het kende - onder je voeten vandaan is gerukt?

Daar in Friesland en hier, nu op de boot bij mijn familie, is durven vertrouwen een leven lang oefenen. Het is zo makkelijk om niet te geloven dat iemand het goede met je voorheeft, dat je op de goede weg bent, dat het niet alleen beter is, maar ook loont om de waarheid te zeggen. Ook als dat moeilijk is. Er zijn mensen die de wereld anders zien dan jij en toch kun je erop vertrouwen dat ze mens zijn. Ik kan me niet voorstellen dat je niet voelt dat het op een bepaald niveau nodig is om elkaar te vertrouwen om eruit te komen en samen de toekomst tegemoet te treden. 

Ik zou je nog zoveel meer willen schrijven, maar ik merk dat ik leeg ben geschreven. Ik moet er nu op vertrouwen dat de verhalen die ik heb opgehaald hun weg in de wereld zullen vinden.  Eerst was het mijn plan om mijn voortgang van BAAK met je te delen door het schrijven van brieven, maar ik voel nu dat het misschien wel de bedoeling is om brieven te blijven schrijven, dat ga ik dus doen. Ik hoop dat je blijft lezen, blijft reageren én dat je volgend jaar komt kijken als ik weer langs de dijk loop, om mijn baken te bouwen, samen met jou en de mensen die we tegenkomen.

Ik ga zo mijn laptop sluiten, zal het dek oplopen en mijn hoofd naar de wind draaien, met mijn ogen gesloten genieten van de zon op mijn gezicht. Ik hoor mijn kindje praten met mijn vriendin en voel ergens in de verte onze tweede in haar buik schommelen op de golven. Ik trek me terug en kom daarna bij je terug. Zul je er dan nog zijn? 

Ik vertrouw erop.


Liefs,
Sijas

Brief 4

Dagelijkse updates

Uit ieder gesprek dat Sijas tijdens zijn reis voert worden fragmenten gekozen om te delen.
Deze fragmenten verschijnen dagelijks op onze sociale media en hier op de website.
Hieronder vind je alle updates van de gesprekken die Sijas tijdens BAAK heeft gevoerd.

Dag 1 Vlieland

— Aan tafel laat ze me haar tatoeage zien: ‘een bergje met een golfje ervoor’. Dat staat dus voor het water en dat is een van de redenen waarom ik hier misschien wel woon. Het water is voor mij een aantrekkingskracht. Als je me in de bergen plaatst, zal ik altijd kijken waar de zee is. Hier ben je altijd vlakbij het water want water geeft rust. De Noordzee kan soms heel ruig zijn, maar ook heel stil. Ik vind het altijd heerlijk om daar te zijn. Ik vind het ook een mooi idee dat de zee je kan grijpen. Er zitten zoveel gevaren aan de zee. "Ik was vroeger bang voor water." Maar nu voelt het veilig. "Ik voel me hier op het eiland omringd door water en dat geeft me een heel veilig gevoel."

— Om het eiland te begrijpen moet je er misschien wel langer dan tien dagen zijn. Ooit werkte ik er meer dan 6 weken achterelkaar op de camping. Als je dan een maand in een tent zit dan is het alsof het eiland een dialoog met je aangaat. Dan zit je voor je tent egen een duin aan te kijken en dan gaat dat duin op een gegeven moment ‘iets’ met je doen. Alsof de duinen en de zee met je gaan praten. In de eerste paar dagen geef je daar helemaal geen aandacht aan. Je bent in je hoofd bezig met het verwerken van gedachten en indrukken, maar na een week of twee lijkt het alsof het duin, het helmgras, het eiland zich in jou heeft geplant. Je gedachten openen, je wordt helderder van geest, er ontstaat ruimte en opeens vind je jezelf terug.

— De begrafenissen zijn altijd iets heel moois op het eiland. Een stoet die hier dan door de dorpsstraat gaat. Dat is een traditie die nog steeds in stand wordt gehouden. Ja, ik denk dat het heel mooi is om hier te sterven. Ik denk dat de hele gemeenschap hier dan ook voor je is. Nee, ik denk niet dat ik hier zal sterven. Nee, nee. Ik denk ook niet dat ik mijn hele leven hier zal blijven wonen. Ik denk dat ik misschien nog tien jaar hier wil wonen. Daarna wil ik een plekje aan de wal zoeken. Ik voel me soms een stadsmeisje op een eiland.

— Ik probeer me wel eens voor te stellen wat het betekent om voor het eerst naar het ouderlijk huis toe te gaan, wetende dat je ouders er niet meer zijn. Dat geeft een hele andere lading aan je bezoek, vooral wanneer je met de boot gaat. Die bootreis, die is daarin heel belangrijk. Ik herinner me nog dat ik in de trein zat en daarna alleen op de fiets verder ging. Mijn familie woont aan de wal en heeft daar hun eigen leven opgebouwd.

— Is het niet het gedicht van Kopland dat beschrijft hoe hij de werkkamer van zijn vader binnenkomt en bij het zien van de tafel en de spullen van zijn vader - het dagboek, de vulpen - pas beseft van wie hij afscheid neemt? Omdat het iets zegt over hoe de ziel van de ander in de spullen en in de dingen verborgen ligt. Het is de confrontatie met tastbare herinneringen die de afwezigheid des te meer voelbaar maakt.

— Ik heb een goede vriend verloren, en ik ben teruggekeerd naar een plek om hem te gedenken, te overdenken en stil te staan. Hoe je dan die plek ook ineens heel anders ervaart. Je bent een deel van jezelf weer aan het zoeken, alsof dat is meegenomen door de ander die overleden is. Een plek helpt je daarbij jezelf opnieuw te bepalen. Dus dat betekent dat er een gedeelte van jezelf in de ander verborgen ligt en dat die ander ook een stuk van jou meeneemt.

Dag 2 Harlingen - Foarryp

— Ik begin even bij het einde. Twee dingen, want dat heeft met jouw brief te maken. Je had het over de dood van je eigen ouders. Het is spannend, het is onduidelijk, maar het leven is eindig. Ja, en dat hebben we te respecteren. Als ik dood ben, ik ben er nog niet uit, dan wordt ik begraven of gecremeerd. En als ik gecremeerd wordt, dan wordt mijn as of in een urn gestopt en dan wordt het ergens begraven. Of de as wordt uitgestrooid vanuit een piertje. En als het gaat om een piertje, dan zijn er drie mogelijkheden. Aan het punt van dat piertje ‘daar’ uitstrooien, of aan het punt van dat piertje 'daar' uitstrooien. En als het dat niet wordt, dan is het aan het puntje van de zuiderpier in Harlingen. Maar ik ga de haven uit als ik uitgestrooid word! Dan heb ik daar een beeld bij dat er mannen en vrouwen omheen staan die dat doen. Met kinderen en kleinkinderen en noem maar op.

— Mijn vader is 75 en die heeft precies vandaag een PET-scan. Dat is heel spannend. Wat komt daaruit? Ook al zou het goed nieuws zijn, dan weet ik dat dit een uitputtingsslag wordt. Dat zet je gewoon aan het denken over de dood, over het einde, over het verliezen van een vader. Ja. Wat familie betekent, wat afscheid betekent. Wat dat voor mijn identiteit betekent. Voor het verhaal wat je aan jezelf vertelt. En dat schip, ja dat schip is een soort symbool. Hij was machinist op de veerpont van Doeksen. Hij is ook een soort schip voor mij.

— Dan zou ik met je op een terp gaan staan, die hier buiten ligt, en dan zou ik je aanwijzen waar de ried loopt en waar het open landschap was. Daar waar er geen zeedijken waren en waar de ruimte voor het water was. En wat dat hier heeft gedaan met dit gebied. De Delta Ropta. Ja, waar we net doorheen zijn gelopen. Het is helemaal gestructureerd, helemaal aangelegd. Maar dat was het landschap natuurlijk eerst niet. Daarom zitten wij hier, omdat we droge voeten hebben. Dat is eigenlijk een heel lokaal verhaal hier. Maar eigenlijk ook best globaal als je kijkt naar het noordelijk landschap van Nederland.

Dag 3 Foarryp - Koehool

— We begonnen onze wandeling aan de Foarryp, richting het Heksenhuisje. Het pad dat we daarna wandelden staat bekend als het Fiskpaed, of het Barradeelsterpaed. Dit was een nieuw stuk route langs de Riëd voor ons. Het pad volgt deels de route van de Friese Elfstedentocht en we kwamen langs een monument ter nagedachtenis aan de Slachtedyk.

Het landschap was indrukwekkend; we zagen prachtige groene graanvelden. Er waren veel verschillende grassoorten, teunisbloemen en wikken te zien. Langs de Riëd, aan onze rechterkant, strekte zich een uitgestrekt weiland uit dat onder water stond. Het gebied wordt ook gebruikt voor akkerbouw, met gewassen zoals aardappelen, bieten en graan. Het pad langs het water was dichtbegroeid, waardoor het lopen uitdagend was. Het geluid van de Strânljippen vulde de lucht, wat een rustgevend geluid was. Ik maakte onderweg foto's van de lucht. Het weer was wisselend.

— Ja, ik was een kleuter en dan gingen we met de kinderwagen naar het Zwart Slot wandelen. En dan was ‘hier’ een stuk land. Er was ook ergens een houten hokje en daar gingen we dan een broodje eten, net zoals we nu ook even een broodje eten. Maar dat hokje is natuurlijk allang weg. Het land van onze Omke Sibren, waar we nu naar zoeken, was ‘daar’ en daar is nu alleen maar land. Wij werkten gewoon op het land, meer niet. Mijn vader heeft het land later geërfd. Er moest dan gewied worden; hij had daar ierappels en sipels. Mem ging dan ook mee en wij moesten dan meehelpen. In de zomertijd ook wel. Ik woonde al in Sneek en ben ook een keer mee geweest toen heb ik ruzie gekregen met mijn vader. Toen was hij eigenlijk al overspannen, maar daar wil ik nu even niet in gaan. Daar heb ik niet zoveel zin in.

— Na de oorlog kwam mijn opa terug en zette hier zijn tuinbouwbedrijf hartman voort. Het bedrijf groeide gestaag. In de jaren '70 begonnen we met het leveren aan Albert Heijn. We waren een van de eerste bedrijven die rechtstreeks leverden. Dat was toen revolutionair. Mijn familie is altijd nauw betrokken geweest bij de lokale gemeenschap. Mijn vader was een icoon in het dorp. Hij deed veel voor de gemeenschap. Hij was ridder in de Orde van Oranje-Nassau en zat overal in. Hij was voorzitter van de ijsbaan en voetbalclub. Toen hij overleed in 2017, was dat een groot verlies voor ons. 

We hebben altijd veel gedaan voor de gemeenschap. We zijn opgegroeid met de mentaliteit om altijd iets terug te doen. Dat geef ik ook mee aan mijn kinderen. Het dorp is nu wel anders dan vroeger. Vroeger kende iedereen elkaar. Nu is het meer gefragmenteerd. Maar de gemeenschap blijft belangrijk. We hebben altijd veel bezoekers gehad, ook uit andere landen. Mensen kwamen vaak naar onze kassen kijken. De dijk was ook een populaire plek. We hadden veel verhalen te vertellen aan bezoekers. Het bedrijf was een begrip in de regio. Dat is iets waar we trots op zijn. Het is belangrijk om te genieten van wat je hebt. Dat proberen we altijd te doen.

Dag 4 Koehool - Het Lage Noorden

—  "Ik noem het een positieve plek, omdat dat enorm nodig is. En ook als je hier zwerft, moet je een plek hebben om te herbergen. Je zou een baken voor de dood kunnen bouwen, maar je zou ook een baken kunnen bouwen om te herbergen. Dat is misschien wel het vieren, dat is misschien vertrouwen creëren; het is een schuilplek, het hebben van vrede. Omdat er in de verste verte in dit weidse landschap nergens anders een plek is als deze. Dus als je hier zomaar aankomt, moet je je schikken. Niet schikken naar mij, want ik ben best wel open en laagdrempelig, denk ik. Ik probeer een goede gastheer te zijn, maar met name te schikken naar de mensen die hier zijn. En het zijn allemaal verschillende mensen. "Door die verscheidenheid, en ook door iedereen te laten zijn zoals hij of zij is, ontstaat er geen competitie of strijd om op een ander te hoeven of moeten lijken."

— "Wat betekent dat als we niet meer kunnen luisteren naar het riet en kunnen zeggen: 'Ja, in die hele kleine dingen, daarin zit de meest waardevolle waarde.' Dat gelukzalige gevoel wat ik daarnet had toen het gras op de dijk heel hoog stond, en die aren en die wind die er overheen waait. En hoe dat beweegt, en die kleurwisseling die je dan krijgt. En dan die zon en af en toe die wolken, dan in één keer de schaduw en dan weer zon. Het is magisch, het is alles. Dus daar ligt... Ja, daarin ligt... Daarin staat het landschap open en daar mag je vrij zijn en mag je dromen en bouwen. Daar is ruimte, volgens mij, bouwen in een andere context, in het hoofd. En als dat er niet meer is."

— "En dat voelen we nu op een hele grote schaal." Overal constateren we ineens vervreemding. Dat de dingen niet meer kloppen, dat we niet meer begrijpen... Hoe komt het dat die hele streek hier PVV stemt? Dat komt omdat mensen het gevoel hebben van vervreemding. Sommige gebieden worden gewoon gebruikt, en laten ze zich ook gebruiken door hele grote krachten. Dus dat was mijn oproep zaterdag. Maar goed, ik vind dat een planoloog idealen moet hebben en dus activistisch moet zijn. Anders ben je gewoon een meeloper, dan ben je gewoon een bureaucraat. En dat waren wij, planologen, niet. Dat zijn we allemaal geworden. Gewoon netjes uitvoeren, netjes doen. Maar zo'n planoloog ben ik niet. Maar er is nu een generatie die heel braaf is, en die echt keihard werkt achter het bureau en geen idee meer heeft van de werkelijkheid. Roep jij mij ook op tot activisme? Ja, ik vind dat iedereen nu de plicht heeft om activist te worden. Want de toekomst ziet er niet goed uit. En het noorden kan gewoon zeggen: "wij kiezen onze eigen weg, onze eigen koers."

Dag 5 Rondje Bildt

— “Oh, dus je bent weer teruggekomen?” Wat ik zelf een hele confronterende vond, dat heb ik geleerd en dat wist ik niet; Ik merkte dus dat ik boosheid voelde als mensen dat impliceren. Want terugkomen betekent bijna voor mij weer bij mijn ouders gaan wonen of achteruit gaan. Of dat je ooit de fout hebt gemaakt om weg te gaan. Mensen bedoelen dat goed maar ik reageerde daar echt als een stier op een rode lap. Ik dacht van: hoe zo terug?

— In het landschap is weinig veranderd. In de dorpen wel, oh ja, het is helemaal opgeknapt. Het ziet er prachtig uit en wordt gerestaureerd. Het is heel toeristisch geworden, toch wel. De oude Bildtdijk en het Bildt zijn toeristisch geworden. Ja, de afgelopen 15 jaar is het veel toeristischer geworden, met veel fietsers, motorrijders, auto's en campers.

10 jaar, 15 jaar terug was er nog heel veel te koop voor heel weinig. Er is nu geen leegstand meer zoals toen overal het geval was. En zou je kunnen zeggen, wordt hier bijgebouwd? Nee, eigenlijk niet. Want achter ons hebben ze nu ook een nieuw huis neergezet, maar het kost 4 ton. Mensen uit het westen vinden dat natuurlijk koopje. Het is niet goed voor de plaatselijke jeugd, want voor hun is er al niet zo veel.

Ik heb een mooi voorbeeld. Toen ik hier naartoe reed, reed ik langs een woning waar ik wel vaker naar kijk. Vandaag stond er opeens een bordje in de tuin. Ik heb even gekeken wat de vraagprijs was, en daar schrok ik van. Mijn idee is dat het niet in verhouding staat tot de woning, de staat en de grootte. Maar het zegt wel iets over de landelijke trend die hier ook gaande is: de woningprijzen stijgen wel erg. Daardoor is het moeilijk voor starters om hier iets te kopen, terwijl ik weet dat er wel behoefte is aan jongeren die hier willen blijven wonen. Ja, precies, die hier graag blijven wonen.

— "Leef je naar voren of leef je naar achter?" Mensen leefden vroeger naar de dijk toe, dat kun je ook zien aan de opzet van de huizen hier, dat was vooral heel sociaal, omdat er zoveel mensen woonden en leefden, met grote gezinnen. En vroeger reed hier natuurlijk paard en wagen dus was het ook logisch dat je wel op de voorkant was gericht. 

De nieuwe mensen die hier komen wonen, die leven meer naar de achterkant gericht, dat kan je zien aan de grote uitbouw aan de achterkant waar vanuit ze over de akkervelden kunnen uitkijken. Je zou alle huizen aan deze  dijk kunnen zien als een soort ketting met schakeltjes. Maar door de tweede woningbezitters en mensen die hier soms alleen zijn in het weekend, maar meestal niet. Omdat ze gewoon in de randstad zitten. Word zo'n schakel dan in feite, sociaal zwak. Maar het kan ook zijn... dat een woning is die er gewoon heel slecht bij staat. "Of dat de persoon die er woont... nooit buiten komt of nooit contact legt."

Dag 6 Wadlopen

Het is een heldere dag vandaag. Om 6.45 uur vertrok ik met een groep van ongeveer 30 mensen over het wad naar Ameland. We worden begeleid door 3 gidsen door de kwelder richting de zee. Aan onze linkerzijde zien we laag water, aan de rechterzijde de dijk, het ochtendlicht is prachtig. Veel vogels zijn al wakker. Ik zie, zeekraal, klein schorrekruid, engels gras, zilte schijnspurrie, kweldergras, zeealsem, zeeaster, zoutmelde en lamsoor.

Op de dijk maken we een korte pauze. Aan de horizon ligt Ameland. Hier eindigt de weg en begint het wad. Ons doel is om naar de overkant te komen. Het eerste gedeelte van de wandeling is hard werken. Bij het zien van zeekraal komen deze zinnen in me op: ‘aan zij die pionieren, aan zij die met hun poten in het slik staan, aan zij die zoeken, aan zij die baggeren’. Bij iedere gedachte zak ik weg in slikgaten en leun op het reishout. De eerste paar kilometers loop ik in stilte. Om 7.50 uur eet ik mijn eerste oester ooit op een mosselbank tussen Holwerd en Ameland.

Dan gaan we via mosselbanken - met het water tot op de enkels - door geulen naar de volgende zandplaat richting het eiland. Nadat we daar voorbij zijn, wordt het terrein mooi zandig. Het is nog 900 meter lopen naar Ameland, totdat ik opeens daar aan de horizon het baken op het Oerd zie verschijnen.

Dag 7 Het Lage Noorden

Ik vind het fijn om dat klankbord hier niet te hebben. Een van mijn voormalige vrienden had het grootste internetbedrijf van Amsterdam. Dus we zaten elke week wel een keer ergens op het terras, om tapas te eten en te bedenken wat we nu weer gingen ontwikkelen. Ik vind het een verademing om dat hier niet te hebben. Veel mensen uit andere delen van het land, die hier naartoe komen, vinden geen aansluiting bij de lokale bevolking. Ze hebben het idee: Kom jongens, er moet iets. Ik had het tegenovergestelde. Ik kom hier; jullie hebben de wijsheid en de macht, leer mij hoe dat werkt. Hoe ik niet elke keer moet denken: Wat moet ik nu? Wat zal ik nu? Dat hoeft dus helemaal niet. Prima. We moeten tevreden zijn met elkaar. Je moet juist kleine golfjes hebben, een kleine balans, in plaats van enorme golven waar je op kan surfen en misschien heel hard kan gaan.

Maar markeren kun je ook overdrachtelijker zien. Want markeren kun je met een plek doen. Maar je kunt het ook met een muziekstuk doen of een geur. Dat kan ook een markering zijn. Een mens, je kunt ergens aan denken, dat is mijn markering, of een baken. Dat kun je ook verplaatsen. Mijn baker is nu hier en ik verplaats hem daar. Je ouders kunnen ook je baken zijn. We denken gelijk aan een plek, een geografische plek. Dat is grappig. 

Verdwalen is eigenlijk een onverwachte verplichte kennismaking. Want je komt ergens waar je niet wist dat je zou zijn en dat was ook helemaal niet de bedoeling. Maar je hebt je wel te oriënteren, dat wil zeggen misschien ook voor een deel contact maken en voelen en misschien zelfs wel markeren. Iets anders waar ik nu mee bezig ben.

Dag 8 Ferwerd naar Blije

– Ik had gisteravond hier nog een gesprek hierover. Ik ben namelijk bezig met een aanvraag die te maken heeft met grenzen. Het is echt absurd dat je op die dijk loopt en ineens ziet dat het Natura 2000-gebied ophoudt. Precies. Je denkt echt: hoe vreemd is dat? Als je op die grens gaat staan, ziet het er aan beide kanten hetzelfde uit. Het is precies hetzelfde landschap, maar de grens maakt toch een verschil. Dat maakt het zo bizar en moeilijk te begrijpen.

– De akkertjes en greppels werden vroeger één keer in de drie jaar gegraven, waarna er slib op de akkertjes werd gegooid om ze steeds hoger te maken. Deze akkertjes raakten begroeid en zo kwamen er steeds meer van. Toen de boer het land echt begon te gebruiken, werd het soms opnieuw gecultiveerd. Tegenwoordig doet het Fryske Gea nog wel aan greppelen, maar Rijkswaterstaat staat daar eigenlijk niet meer achter. Er is enige onenigheid tussen Rijkswaterstaat en het Fryske Gea over het beheer van deze gebieden. Rijkswaterstaat beheert officieel de Waddenzee, maar tegenwoordig claimen ze ook de kwelders als natuurgebied. Dit is een bron van discussie, vooral met betrekking tot de dijkversterking, waar men een ecologische plus wil realiseren. Rijkswaterstaat wil echter de zomerpolders verkwelderiseren, terwijl de provincie en het Fryske Gea het belang van deze gebieden voor vogels benadrukken. De zomerpolders zijn namelijk essentiële weidevogelgebieden in Friesland, en het behoud ervan zou een mozaïek van diverse landschappen creëren. Uiteindelijk moet er dus een balans worden gevonden tussen natuurbeheer en cultuurhistorische waarde.

Dag 9 Holwerd naar Wierum

– Mijn grootvader kwam in 1900 naar Wierum vanuit Katwijk vanwege de ramp hier. Er staat een monument uit 1893 ter nagedachtenis aan die gebeurtenis, waarbij dertien schepen vergingen. Dat was natuurlijk een groot verlies voor zo'n klein dorp, met veel weduwen als gevolg. Mijn overgrootvader was reder in Katwijk en na de ramp gingen vissers uit Wierum vissen bij hem op de rederij. Een van de kinderen van mijn overgrootvader - mijn grootvader - was theologiestudent en toen hij klaar was met zijn studie, nodigden de vissers uit Wierum hem uit om hier predikant te worden. Zo verhuisde hij van Katwijk naar Wierum. Mijn oma, die uit de buurt van Leiden kwam, vertelde vaak de anekdote dat ze op de dag van de verhuizing op de dijk stond uit te kijken naar het schip uit Katwijk. Ze herinnerde zich de aankomst van het schip waarop het harmonium bovenop het dek stond.

– Wat zou het leuk zijn als wij dat zand achter de dijk gooien en daar een strand maken. We moeten mensen bij elkaar zien te krijgen die zich daar hard voor willen maken. Dus er is een bureau ingehuurd en zo ontstond er een bestuur. Zo zijn we op 9 september om negen uur 's ochtends begonnen met het project de Kromme Horne. Het idee was een pier met een strand. Al gauw kwamen we erachter dat het strand heel lastig was. Bij Harlingen hebben ze ook een buitendijks strand, en dat is een ramp. We hebben een avond georganiseerd voor het dorp om onze plannen te ventileren. Al snel bleek dat het strand niet zo belangrijk was, maar de kwelder wel. We hebben toen alle belanghebbenden uitgenodigd voor een schetssessie. Door die schetssessie kregen we een beter beeld van wat we graag wilden. Dat was een pier met een soort van getijden zwembad. Iets wat daarop leek kwam uit Joop's schetsen, want je moet ook iets concreets hebben om in aanmerking te komen voor diverse subsidies.

Dag 10 Wierum naar Lauwersoog

– Officieel ben ik ook import. Ik kom hier niet vandaan. En we hebben net een heel gesprek gehad over taal en over de codes van het dorp. Begrijp je de codes, ga je mee in de codes. Kun je je aanpassen, heb je aanpassingsvermogen. Ja, dat is heel belangrijk, zelfs in buurtschappen. 

– Kijk, we hebben hier het café de Bontebok en je hebt in het dorp zes jonge mannen van tussen de 20 en 40. Die hebben met z'n allen de kroeg opgekocht en die maken er heel wat van. Straks zit daar weer iedereen en dat is mooi. Dat geeft echt weer gemeenschap. Maar die bewegingen om samen iets te doen. Draagvlak, ja, dat hebben we hier met die kroeg.

– Zoals met de veranderingen hier van het museum. Er zijn grootse plannen, dit was bijvoorbeeld de entree van het museum, er zou ook een groot restaurantgebouw erbij. Nou, oké, het was iets te, wat de mens, wat de gemeenschap betreft, het is wat een beetje te veel, te mooi. Het hoeft niet zo, het hoeft niet zo pretentieus.